Vanaf 1 januari 2021 treedt de CO2-heffing in werking, waarmee de reductie van 14,3 Mton voor de industrie zeker moet worden gesteld. Afgelopen donderdag stemde de kamer in met het wetsvoorstel.

De instemming leidde echter ook tot twee moties. In de eerste motie wordt aandacht gevraagd voor het belang van een Europese (versus de nationale) oplossing. In de tweede motie wordt aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van een adequate infrastructuur waarmee de reductie kan worden gerealiseerd.

Volgens VEMW-directeur Hans Grünfeld zijn beide voorwaarden, maar ook een effectief financieringsinstrument om onrendabele investeringen te kunnen financieren nodig voor het effectief functioneren van de CO2-heffing.

Grünfeld: “Het is zaak dat er snel helderheid komt over de details van de heffing waar wij in onze reactie op de consultatie aandacht voor hebben gevraagd. Het wetsvoorstel is erg complex, en veel bedrijven hebben nog vragen over de praktische uitvoerbaarheid. Het zou goed zijn als Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), verantwoordelijk voor de uitvoering van de heffing, daar vóór 1 januari 2021 duidelijkheid over kan verschaffen. Daarnaast is het goed dat de Tweede Kamer door middel van moties aandacht gevraagd heeft voor de Europese ontwikkelingen. De komende maanden vinden in Brussel onderhandelingen plaats. Om een succesvolle, kostenefficiënte transitie te realiseren is het zaak dat Nederland daarbij inzet op het versterken van het EU ETS. Tot slot is het nodig om twee belangrijke randvoorwaarden voor de verduurzaming van de industrie te verzekeren: toegang tot een faciliterend financieel instrument zoals de SDE++, en een adequate uitrol van de benodigde infrastructuur , die tijdig beschikbaar is om  die CO2-reductie mogelijk te maken.”