fossielvrije

CE Delft publiceerde een nieuw onderzoek over de omschakeling naar een fossielvrije industrie. RTL Nieuws vatte het rapport samen.

Verandering en blijven bestaan

In plaats van het raffineren van aardolie, moeten we ons richten op waterstofproductie en recycling, zo schrijven de onderzoekers. Bovendien moeten we producten die veel energie vergen om te produceren, importeren uit het buitenland. Dit is hoe onze industrie eruit moet gaan zien als we een fossielvrije samenleving willen realiseren. Sommige industrieën kunnen echter wel blijven bestaan. Dit is de conclusie van onderzoeks- en adviesbureau CE Delft, gebaseerd op een onderzoek dat zij hebben uitgevoerd in opdracht van milieuorganisatie Natuur & Milieu.

Creatieve destructie

De omschakeling naar een fossielvrije industrie heeft grote gevolgen, aldus CE Delft. Zij beschrijven dit als een vorm van “creatieve destructie”, waarbij oude technieken en toepassingen plaatsmaken voor nieuwe. Producten als benzine, kerosine en nafta zullen in de toekomst niet langer nodig zijn. Auto’s zullen op elektriciteit rijden en kerosine kan worden geproduceerd uit waterstof en CO2. De bestaande raffinaderijen kunnen uiteindelijk worden afgebroken, aldus CE Delft.

Buitenland

Daarnaast stelt CE Delft dat sommige halffabricaten, die verder worden verwerkt tot eindproducten, beter uit het buitenland kunnen worden geïmporteerd. Zoals ruw ijzer, dat op dit moment door bedrijven zoals Tata Steel zelf wordt geproduceerd om staal van te maken. Ook voorspelt CE Delft dat kunstmestproducenten zoals Yara in Sluiskil en OCI in Geleen in de toekomst een deel van de ammoniak die ze gebruiken om kunstmest te produceren, uit het buitenland zullen halen.

Kansen

CE Delft ziet echter ook kansen voor nieuwe bedrijvigheid in de fossielvrije industrie. Bedrijven die zich richten op reparatie, waardoor producten langer meegaan, hebben bijvoorbeeld goede vooruitzichten. Ook recyclinggerichte bedrijven worden gezien als veelbelovend. Daarnaast wordt de voedingsmiddelen- en maakindustrie, zoals machinebouw, genoemd als sectoren met potentie. De metaal- en elektro-industrie is verantwoordelijk voor ongeveer 40 procent van de totale omzet in de industrie, terwijl zij slechts 5 procent van het energieverbruik voor hun rekening nemen. Dit betekent dat deze sectoren hoogwaardige werkgelegenheid en toegevoegde waarde genereren met relatief weinig energieverbruik.

Daarnaast is er in Nederland beperkte ruimte voor de productie van biobased producten en brandstoffen, die worden gemaakt van biogrondstoffen zoals hout en plantenresten, volgens het onderzoeksbureau.

Blijven bestaan

Volgens de onderzoekers kan een groot deel van de bestaande industrie gewoon blijven bestaan, mits de fabrieken worden omgebouwd om te kunnen werken met fossielvrije grondstoffen. De bekende voorbeelden die worden aangehaald zijn groene waterstof en elektrificatie van processen.

Daarnaast kunnen bepaalde energie-intensieve bedrijven toch in Nederland blijven, als de transportkosten om ze uit het buitenland te halen hoog zijn. Bijvoorbeeld voor de productie van bakstenen, stoeptegels en verpakkingsglas. De import van dergelijke producten zou torenhoge transportkosten met zich meebrengen.